2024 is door de Vogelbescherming uitgeroepen tot het Jaar van de Huismus. En niet voor niets, de huismus kan wel wat extra aandacht gebruiken. Ze doen alles samen en komen in hun leven nauwelijks verder dan een paar honderd meter van hun geboorteplek. Wie zo’n vrolijk kwetterende groep in zijn buurt heeft, behoort tot de gelukkigen. Helaas is deze soort sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw in aantal gehalveerd.
Huismussen: je hebt ze of je hebt ze niet. Ze zijn enorm plaatstrouw, blijven hun hele leven in de buurt waar ze geboren zijn. Sommige blijven zelfs het hele jaar in dezelfde tuin! Ze doen hun naam niet alleen eer aan door hun weinig avontuurlijke karakter, ook nestelen ze in of aan gebouwen. In de buurt van mensen dus. Ze leven ook nog eens in groepsverband, dus als je de huismus ‘hebt’, zijn ze altijd met meer. Dat samenleven heeft grote voordelen. Ze leren van elkaar wat de beste voerplaatsen zijn en jagen samen de kat of sperwer weg die het op de eieren of jongen heeft voorzien. Daarnaast levert het tijd op die kan worden gebruikt voor sociale activiteiten zoals gezamenlijk tsjilpen en kwetteren in een boom of struik.
Adverteren
Ze doen alles samen: broeden, slapen, eten zoeken, baltsen, badderen. Zelfs paren doen ze open en bloot, meestal met de eigen partner aan wie ze hun hele leven (van gemiddeld drie, vier jaar) trouw zijn. Voordat het zover is moet het mannetje zorgen voor een geschikte nestplaats. Met een ferm getjilp – het zogenaamde adverteren – maakt hij aan het vrouwtje duidelijk dat hij er een heeft gevonden. Dat tjilpen doet hij trouwens ook om andere mannen te laten weten dat dit zíjn territorium is: wegwezen!
Alleseter
Ook voor voedsel zijn huismussen afhankelijk van wat wij mensen ze bewust of onbewust aanbieden. Ze zijn niet erg kieskeurig: bij een onderzoek zijn wel 838 verschillende soorten voedsel gevonden in de magen van huismussen! Ze eten zaden, granen, bloemknoppen, fruit, brood, bessen, pinda’s, vetbollen. In de broedtijd eten ze vooral insecten en dat geven ze de eerste dagen ook aan hun jongen. Kuikens die na zo’n twee weken uitvliegen worden overigens nog twee weken door hun ouders gevoerd. Laat een op de grond zittend klein piepend pluizig musje dus altijd met rust; zijn ouders zijn nooit ver weg.
Minder mussen
Doordat huismussen altijd met z’n allen zijn vallen ze op. Bij de Nationale Tuinvogeltelling eindigen ze dan ook altijd met stip op 1. Toch zijn de aantallen sinds de jaren zeventig gehalveerd; er zijn nu honderdduizenden huismussen minder. Waarschijnlijk komt dat doordat er minder geschikte plekken zijn om te broeden, onder andere door renovatie en isolatie van oude woningen. Ook zijn onze tuinen en parken minder rommelig geworden waardoor er minder te halen is voor huismussen.
Wat kun je zelf doen om de huismus te helpen?
- Plant in je tuin een heg of dichte struik die ’s winter groen blijft.
- Kies planten die insecten aantrekken.
- Maai en snoei niet te veel, zodat er volop zaden zijn.
- Voer de huismus in de koudere maanden bij met vetbollen of vogelvoer
- Zorg voor een vijvertje met aflopende oever, of een lage waterschaal. En ergens een zanderig hoekje.
- Heb je huismussen in je omgeving dan loont het om een nestpot, liever nog meerdere, aan je gevel te hangen.